“Het kind uit de dessa” - Soldaat G. Caf�

Verhalen
Een merkwaardig Schip  Lichtschip Albatros 8 april 1948
A-  A+

Gabriël Café

Wij zijn nu twee dagen aan boord van het lichtschip. Het leefritme is simpel en mooi. Ik heb een ongelooflijk vrijheidsgevoel en geen superieuren om mij heen die mij steeds vertellen wat ik nu weer fout doe. Ik kijk om mij heen en zie alleen schoonheid, een diep blauwe zee onder een blauwe hemel. In het zuiden zie ik aan de horizon een zwarte streep, het is de kust van Zuid Sumatra.

Het lijkt nu heel ver weg, de visserskampong Soeng Sang, met zijn stank van de duizenden vissen die op de steigers te drogen liggen. De miljoenen muskieten en het modderige water van de Moesi. Je hebt hier geen benul van tijd, een horloge heb je dan ook niet nodig. Waar om zou je, een bus of trein hoef je niet te halen. Hoe zien die er ook al weer uit? Ons leven wordt bepaald door een schitterende zonsopgang en een onbeschrijfelijk mooie zonsondergang. Daar tussenin, midden op de dag, als de koperen ploert pal boven je staat en je je eigen schaduw niet meer ziet, dan weet je dat het 12 uur is.

Waar vind je dit nog meer in de wereld? Ik voel mij bevoorrecht en de verhalen over strafschip en strafkolonie lijken mij wat overdreven. Wat mij wel opvalt is dat het schip onder de zeepokken en aangegroeide schelpen zit, niet onder maar boven de waterlijn! Het schip heeft ooit op de bodem van de zee gelegen! Het verbaast mij dat je op een oud schip als dit, midden op zee en ook nog voor anker, je zo vrij en gelukkig kan voelen. Ik neem mij voor, ooit weer terug in Holland, een boot te bouwen. Ik wil dit avontuur later opnieuw beleven maar dan op m'n eigen schip. Iedereen hier aan boord zo zijn dromen over later. Idealen, je weet dat ze onbereikbaar zijn maar het helpt met overleven, vooral als je toekomst onzeker is.

 

Onze taak aan boord is vrij simpel. Wij moeten het scheepvaartverkeer van en naar Palembang verkennen en registreren. Deze gegevens worden door onze telegrafist doorgegeven aan de havenmeester van Palembang. Rondom ons schip, soms in een kring van duizend meter liggen schepen voor anker. Vaartuigen in allerlei afmetingen en nationaliteiten. Zij wachten op een loods en op het getij.

De schepen zijn voornamelijk tankers die naar Soengei Gerong of Boom Baroe varen om een lading olie in te nemen. Een klein loodsbootje behoort bij de Albatros. Met dit scheepje worden loodsen en douaneambtenaren van en naar de schepen gebracht. Het loodsbootje is slechts 8 meter lang en maar 2 meter breed. Een 2 cilinder Lister diesel zorgt voor de voortstuwing. Het scheepje is onbegrijpelijk en onverklaarbaar zeewaardig maar het is toch een feest om mee te varen naar de voor anker liggende schepen. Vooral als het doel een tanker is. Op deze schepen kan je vaak sigaretten bier en etenswaar versieren, vooral dat laatste.

Iedere dag worden wij geplaagd door honger en dorst. Het meel en de rijst aan boord van de Albatros is ons ontnomen door honderden wormpjes, torren, maden en vreemde beestjes met kleine vleugeltjes. In ons drinkwater zwemmen piepkleine aaltjes.

 

Zou kapitein Davidson, onze compagniescommandant in Soengei Gerong, zich ons bestaan wel herinneren?