"Het kind uit de dessa" - Soldaat G. Café


Geestelijke verzorgers

Aalmoezenier Van Oirschot en veldprediker Tasseron waren dikke maatjes. Gelukkig maar, want zij moesten wegens de armzalige toestand van ons wagenpark samen een Jeep delen en dat gaf een hechte band. Bij de eerste kennismaking met het tweetal dacht je niet onmiddellijk aan Gods dienaren zoals wij ze nog uit Holland herinnerden. Zij hielden geen preken of sermoenen maar praatten gewoon als ouwe jongens met ons. Zij konden luisteren en je kon samen met hen lachen en huilen. Als een van hen op zondag een buitenpost bezocht was het feest. Ongeacht je politieke of religieuze afkomst, iedereen ging in een halve kring rond de boodschapper zitten.

Ademloos hingen wij aan zijn lippen. De boodschap leek vaak meer op veredeld cabaret dan op het verkondigen van Gods woord. Je nam er wat van mee en je had er wat aan en het bracht jongens van verschillende afkomst nader tot elkaar. Wij waren dan ook vast van plan, eenmaal terug in Holland, ons niet meer in een hokje terug te laten stoppen maar alle muren die ons in Holland gescheiden hielden te slopen. Helaas. Toch is op de buitenposten waarschijnlijk het oecumenisch denken begonnen
De twee predikers hadden geen militaire opleiding genoten maar toch hadden zij de rang van kapitein en droegen een beest van een revolver op hun buik. Voor zelfverdediging beweerden zij. Als Van Oirschot in vol ornaat, gehuld in albe en kazuifel, de mis opdiende knipperde je wel even met de ogen. De enorme bult onder het priestergewaad werd echter door zijn dienstwapen veroorzaakt. Onze priester had dag en nacht zijn stuk geschut bij de hand, je weet maar nooit, onze Lieve Heer had het druk en kon nu eenmaal niet altijd op je letten.

Chris Suurhoff, een Amsterdams bijdehandje die niet op zijn mond was gevallen, kwam altijd met lastige vragen. Of de aalmoezenier, met een revolver in de hand, het zesde gebod “gij zult niet doodslaan” kon uitleggen. “Beste Chris als ze op jouw schieten mag je van mij onmiddellijk terugschieten” was het nuchtere antwoord. Geen gezeur over ook de andere wang toekeren.

Dominee Tasseron, onze veldprediker, was ouder dan wij maar gedroeg zich soms als een kwajongen en zeker niet als een militair. Na een optreden op een van de buitenposten, op de terugweg naar Batoeradja, zag Tasseron neushoornvogels in de bomen, toekans. “Stop even kerel “ zei hij tegen Wout Parson, de gentleman chauffeur van onze geestelijken, (Wouter was de best geklede chauffeur van ons bataljon). Met zijn onwijze revolver probeerde onze dominee daarna een van de toekans neer te schieten. Tevergeefs, hij was een matig schutter, zeer matig zelfs. Wij waren eigenlijk al blij dat hij door had dat je het dunne einde van het wapen van je af moest houden.

De scherpschutters op de volgwagen - een Weaponcarrier uitgerust met een Vickersmitrailleur die ter bescherming achter de Jeep aanreed - hoorden de schoten en schrokken zich lam en hadden maar een gedachte: “Hinderlaag!”. De adrenaline kolkte woest door hun aderen en met strakke smoelen en kromme tenen van de stress scheurden zij door de onoverzichtelijke bocht om de veldprediker te ontzetten.

Lachend en zwaaiend met zijn revolver liep Tasseron zijn lijfwachten in de Weaponcarrier tegemoet. “Niets aan de hand heren, niets aan de hand, neushoornvogels!” riep hij olijk in beschaafd Nederlands naar de zeer gespannen schutters. Voor het eerst in zijn leven moest onze veldprediker aanhoren hoe soldaten konden vloeken. Geen gossinokkie of potverdulleme of zo, maar de meest liederlijke verwensingen ooit vernomen, werden over onze naïeve dominee uitgestort.

 

Gelukkig liep alles goed af, onze dominee besefte niet het echte gevaar en als werknemer van onze Lieve Heer zou hem weinig kunnen overkomen, dacht hij. Onze Tasseron was inmiddels van kapitein tot groot majoor bevorderd. Ik weet niet waarom, misschien wel om dat hij zo goed kon schieten.

Op zaterdag 8 januari 1949 kwam er toch een ommekeer in zijn leven. Op weg van Batoeradja naar Pulau Panggung ging het een beetje fout. Hij reed als passagier mee in een door luitenant Olij bestuurde Jeep. Onze B.C. Kamphuis en luitenant v.d.Haar reden ook mee. Zo zat de top van ons bataljon gezellig bijeen in een onbeschermde Jeep. Onverantwoordelijk. Even voorbij Sugih-Waras reed het nobele gezelschap in een hinderlaag. Een zware Japanse trekmijn werd door een van Simandjuntaks discipelen te vroeg tot ontploffing gebracht waardoor de jeep weliswaar niet werd opgeblazen maar wel in de ontstane mijnkrater belandde.

Onmiddellijk, zoals gebruikelijk, werd het viertal met een mitrailleur onder vuur genomen. Tot hun geluk was de schutter een povere amateur maar luitenant v.d.Haar werd toch door een verdwaalde kogel getroffen. In allerijl verliet men de Jeep, nooit eerder had men op Zuid-Sumatra zo snel een voertuig verlaten, en te voet ontvluchtte het viertal de plek des onheils. De wapens hadden zij kunnen redden maar dominee Tasseron had in de paniek zijn aktentas en zijn schoenen in de Jeep moeten achter laten. Op zijn sokken sjokte onze geestelijke verzorger met de drie officieren terug naar Sugih-Waras.

Twaalf dagen later, op 19 februari, werd in Pulau Panggung een van de T.N.I. afkomstige brief bezorgd.

TENTRA NATIONAL INDONESIA. Samen leger de sector

“Wij kommandan T.N.I. die in de buurt van Uw sector blijft, delen wij u hier mede omtrent onze resolutie:
Wij T.N.I. die nu bezig zijn aan ‘t gerilja aanval vinden niet leuk lijven van de Nederlanders in Indonesia. De Nederlanders zijn geen onze vijanden, de Nederlanders zullen wij niet vermoorden. Onze hoop is, dat u zo gauw mogelijk terug naar u oude werk, uw vroegere werk, uw families, vrouw, kinderen en uw ouders wachten allemaal steeds op u.
Wij Indonesiers willen alleen onafhankelijk zijn, wij willen onze vrijheid in onze handen hebben, en willen als uw vaderland; Nederland die 80 jaar met strijd en politiek trachten om u land vrij te krijgen.
Geen enkel land in de wereld, die hun vrijheid om te hebben niets kunnen krijgen bijv. uw vaderland zelf
Geef uwe medewerken aan ons, wij zullen uwe hulp nooit vergeten
Hiermee sturen wij uw een foto van twee lieve meisjes, dochter van de heer majoor (overste) Taoron, Komandan Bat. te Baturadja, die gestorven was onderweg door gerilja aan-val, wegens niet met opzet gedaan. Wij hopen, dat u allemaal ook gaarne verdrietig zullen zijn, over de verledene meneer Tasiron, die jammer niet in zijn vaderland kunnen sterven, en gaarne hopen we u om deze naar hun familie terug te sturen.

Tot hiertoe schrijven we dit brief om u te kannen medeweten en we wachten op u brief en bericht.
In elk geval zullen we altijd Internationale Militer Krijgstucht volgen

Aan den heer
Bij voorbaat
onze dank
Komandan Nederlandse leger
19 februari 1949 8.00 uur
te Pulau Panggung.
Komandan T.N.I. Luitenan 1e klas
w.g. A. Nawi