“Het kind uit de dessa” - Soldaat G. Caf�

Verhalen
Weer op zwijnenjacht 2  Soeng Sang 27 juni 1948
A-  A+

Gabriël Café

Wij begrepen er niets meer van. Een kampong dicht bij de kali, geen toegangsweg en alleen bereikbaar over het water. Waar waren wij in hemelsnaam terecht gekomen? Daar stonden wij dan, zonder kaart en zonder kompas. Dit was onze straf, wij konden toch zo goed navigeren? Opeens stond er een blanke man voor ons en achter hem ontwaarde ik een mooie blanke vrouw. Beiden hadden zij een wit tropenuniform aan en op hun kraag waren glanzend koperen letters aangebracht, S.A. . S.A.!? " mijn god "dacht ik, met de Duitse bezetting nog vers in het geheugen, " Sicherheits Abteilung" hoe is dit mogelijk? Vriendelijk lachend echter, kwam de man op ons af, zijn linkerhand op zijn hart en zijn rechterhand opgeheven met de handpalm naar voren. "Vrede zij met u". Het leek wel een indianenfilm. "Wat doen we Gerrit?" vroeg ik. "Gewoon meespelen", bromde Gerrit. "Meneer", vroeg ik wat onzeker, " wie bent u en waar zijn wij?" De man en de mooie vrouw stelden zich voor. Zij kwamen uit Holland, zij waren een echtpaar en waren net als wij, ook soldaten. Soldaten van het Leger des Heils dan. Wat schaapachtig wees ik naar de letters S.A. op zijn kraag. "Salvation Army" zei hij achteloos en met een ironisch lachje vervolgde hij "welkom mijne heren, jullie zijn de eerste soldaten die ons leprakamp komen bezoeken". Ik schrok me wezenloos, lepra? Melaats!!!? "Vluchten Gerrit!" stamelde ik, "kom op, wegwezen!!. "Maakt u zich niet ongerust" zei de mooie vrouw kalmerend - wij vonden haar stem ook al zo mooi en als je 4 maanden geen Hollandse vrouw hebt gezien worden ze ook steeds mooier - "als u hierin uw handen wast, loopt u geen enkel risico" en zij wees daarbij naar een oude wit geëmailleerde waskom, die gevuld was met een bruine vloeistof.

 

Intussen waren er enkele inlandse mannen en vrouwen uit de hutjes gekomen en naar het pleintje gelopen. Zij konden hun nieuwsgierigheid niet bedwingen en wilden die twee bezoekers uit Holland wel eens van dichtbij bekijken. Wat ik toen moest aanschouwen vervulde mij met afgrijzen! Al deze mensen waren melaats, weggerotte vingers en tenen, verdwenen neuzen! Dit was gruwelijk, ik werd er onpasselijk van en vroeg mij af hoe dit kon gebeuren? En wat deed dit Hollandse echtpaar hier? "Komt u toch verder", zei de mooie dame vriendelijk "gaan jullie toch zitten, dan zet ik even thee voor jullie". Ik was volkomen verbijsterd en Gerrit was ook onder de indruk zag ik. Daar zaten wij dan op de veranda, doodmoe, bezweet, modderschoenen aan en omringd door tientallen nieuwsgierige melaatsen. Wat zou m'n moeder wel niet denken? Na de thee bood het S.A. echtpaar ons een rondleiding aan. Het kleine hospitaal, de keurige hutjes van de patiënten. De S.A. vrouw vertelde ons ook dat een melaatse vrouw niet zwanger mocht worden. Kwam er onverhoeds toch een gezonde baby ter wereld, dan werd het kindje onmiddellijk van de moeder gescheiden. Dit was hard vonden wij, maar zo had de baby tenminste nog een kans. Ik probeerde een praatje te maken met een van de patiënten maar het viel mij niet mee, ik geneerde me voor m'n kerngezond zijn. Diep respect kreeg ik voor het Hollandse echtpaar. Zij immers offerden zich op om deze kampong vol ellende te besturen, de patiënten te verzorgen en te verplegen. Sinds deze dag kan het Leger des Heils bij mij geen kwaad meer doen. Aan het eind van de middag namen wij afscheid van deze bijzondere mensen en met lood in de schoenen aanvaardden wij de terugtocht naar Soengei Gerong. Voor de tweede keer kwamen wij terug met lege handen. Wij brachten geen wild zwijn mee, maar wel een merkwaardig verhaal. Sergeant Haverkort was echter niet te overtuigen. Hij kon niet geloven dat wij alleen maar thee hadden gedronken...