“Het kind uit de dessa” - Soldaat G. Caf�

Verhalen
Waterwagenchauffeur  Marta Pura 5 mei 1949
A-  A+

Gabriël Café

M'n nieuwe baan in Marta Pura past mij wel, ik voel mij een vrij man. Geen wacht of patrouillelopen meer maar wel hard werken; zeven dagen in de week. Om zes uur in de ochtend bij de kok in de keuken even snel een kop koffie en een kleffe snee brood naar binnen rammen. M'n koelie's verslapen zich nogal eens en vaak moet ik deze jongelui in de kampong optrommelen om hen in hoog tempo m'n eerste vracht water uit de kali laten scheppen. De eerste vracht, 2000 liter water is voor de keuken. Bij de keuken m'n tankaanhangwagen aankoppelen en weer snel terug naar de kali Komering. Wegens de defekte pompen worden de beide tanks volgeschept met afgedankte kaakjesblikken van twintig liter. Een koelie staat in de kali de blikken vol te scheppen, de tweede tilt de blikken omhoog en de derde staat boven de treeplank van de tank en giet de blikken leeg door het mangat boven op de tank. Zittend op het zand-en-grindstrand keek ik toe hoe mijn mensen zich in het zweet werkten. Zo'n acht of negen keer op een ochtend de waterwagen vanaf de kali dwars door het stadje naar de kazernes heen en weer rijden vind ik al inspannend genoeg. De gevulde tankaanhanger koppel ik af bij de keuken, daar blijft hij staan als extra watervoorraad. De tweede vracht is voor kapitein Maan, de commandant van de ondersteuningscompagnie en zijn gezin. Daarna halen wij nog zes of zeven vrachten water en die worden dan verdeeld over de verschillende mandiekamers. Zo omstreeks half een breng ik m'n koelie's thuis en m'n laatste vracht zet ik bij onze eigen mandiekamer neer. Van een uur tot vier uur houd ik siësta. Na m'n middagslaap ga ik mandiën en daarna ga ik leven. Dit gaat negen maanden duren, dag in dag uit, onvoorstelbaar. Het lijkt saai maar dat valt mee.

M'n eerste conflict met een subaltern officier van Ost.cie. is al geboren. Vanmorgen - het is vandaag de vijfde bevrijdingsdag - heb ik het grasveld van kapitein Maan beschadigd. Om de mandiekamer van de familie Maan te bevoorraden moest ik elke dag m'n wagen twintig meter achteruit over een betonpad rijden. Twee smalle betonbanen.

 

Tussen en naast de banen groeit gras. Wij zitten nog steeds in de staart van de natte moesson en het beton was daardoor glad en de grond naast het pad was doorweekt. Prompt gleed de vijf ton wegende tankwagen van het pad en hij zakte tot aan de assen in het gras. Snel had ik de Chevrolet in de lage gearing en in de vierwielaandrijving geschakeld en wat paniekerig probeerde ik weer op het beton te komen. Volgas ploegde ik kapitein Maan's trots, zijn mooie Engelse gazon, naar de knoppen. De wielen sneden door de zachte bodem als een gloeiend mes door een pakje zachte boter. Nadat ik een geul van tien meter lengte had getrokken stonden m'n wagen en ik eindelijk hijgend op het beton.

Furieus en op hoge toon eiste kapitein Maan dat ik onmiddellijk de schade zou herstellen. Ja, maar hoe dan en waarmee? Dit is toch niet mijn vak? En dan die arrogante toonzetting. Ik ben ongeveer de enige van het garnizoen die zich elke dag het rambam werkt en dan nog praatjes ook? Narrig en afstandelijk beweerde ik dat ik nog meer te doen had, een hele compagnie zat te snakken naar mijn kaliwater. "Heel goed Café, doe het dan vanmiddag maar" zei de kapitein welwillend. Ja, in m'n vrije tijd zeker. Vol afschuw keek ik hem diep in zijn ogen maar hij had er niets van, hij dreigde mij zelfs met de cel als ik niet inbond. Bot machtsvertoon. Maar hij pakte mij wel op m'n zwakke plek, 'nooit meer in een cel, hoe dan ook'. Morrend reed ik m'n resterende vrachten water en 's middags stond ik met een schep, als een koelie, in het modderige gras. Ik voelde dat tientallen ogen mij stiekem begluurden en ik voelde het leedvermaak. Ook de baboe's en de djongos gniffelden achter hun hand. De angst, voor weer een week claustrofobie in een cel, gaf mij echter reuzenkracht

Deze vernedering kan ik kapitein Maan maar moeilijk vergeven. In gedachten zie ik wel kapitein Davidson handenwrijvend en tevreden glimlachen. Uiteindelijk was hij de man die mij tam heeft gemaakt.