"Het kind uit de dessa" - Soldaat G. Café


De duivenmelker

Een paar dagen geleden vloog een postduif m'n cabine binnen. Ik reed in volle vaart door de winkelstraat, de Chinezenwijk van Marta Pura. Het dier vloog op van de straat en werd geschept door m'n haaks openstaande voorramen. De duif scheerde langs m'n hoofd en zijn linkervleugel raakte mijn gezicht. Dat deed mij behoorlijk pijn en het arme dier brak zijn nekje tegen het achterschot van mijn cabine. Op het zelfde moment ging ik in de gebrekkige remmen en stond ondanks dat vrij snel stil. Met een gevulde watertank zou de remweg angstwekkend langer zijn geweest. Een van m'n koelies was door het slingeren en het remmen overboord gevallen en had schaafwonden opgelopen. Een woedende Chinese winkelier, kennelijk de eigenaar van de duif, stormde met gebalde vuisten op mij af. Volgas scheurde ik daarom weg, richting kali. De dode duif gooide ik overboord en in de achteruitkijkspiegel zag ik de steeds kleiner wordende middenstander het arme dier oprapen. Wat had ik anders moeten doen? Praten had geen zin, de man wilde alleen maar vechten.

Op de terugreis, met m'n tank vol water, stond de nog steeds boze oosterling mij op te wachten. Hij wist dat ik zou komen, een andere route dan door de winkelstraat was er niet. In opperste woede bekogelde de Chinees mij met stenen. Door te bukken, waardoor het zicht op de weg minimaal werd, kon ik de stenen ontwijken. Dit is niet leuk meer, als je zó je brood moet verdienen hoeft het van mij niet meer. Over het algemeen vindt de bevolking dat ik te hard rijd, maar hoe moet het dan? Ik moet in één ochtend al m'n opdrachten uitvoeren en als ik daarbij dan ook nog kalm rijd red ik het nooit. Voor alle zekerheid nam ik duidelijk zichtbaar m'n Lee-Enfield mee. Het lijkt heel wat maar het stelt niets voor.

 

Waarom chauffeurs geen machinepistool meekrijgen is mij een raadsel. Met een hand sturend en met een hand schietend zou je je zelf nog een beetje kunnen verdedigen. Hoe het met de duif is afgelopen weet ik niet, misschien is hij wel in de nassigoreng terecht gekomen.

Een paar dagen later, toen ik achteruit rijdend in het 'karrespoor' over het strand naar het water reed, viel het linkerachterwiel in een valkuil. Iemand had een gat gegraven in het spoor en het afgedekt met takjes en zand. Het kon niet missen. Ik versteende van schrik, een hinderlaag! Ik kromp ineen van angst en verwachte elk moment een mitrailleursalvo. Maar er gebeurde niets. Opeens dacht ik aan de Chinesche duivenmelker. Dit was de wraak van de Chinees. Er gebeurde weer niets. Plotseling zag ik een paar jochies giegelend wegrennen. De valkuil was gewoon kattekwaad. Terwijl ik weer opgelucht adem haalde voelde ik mij wel zeer belachelijk. Ik geneerde mij dood en hoopte dat niemand mijn angst had gezien. Onderwijl kon ik echter geen meter meer rijden, m'n achteras lag in het zand, ik zat vast en was volkomen hulpeloos. Een van m'n koelies, een snelle jongen, vroeg ik om zo rap mogelijk naar onze korporaal Wim Stoutjesdijk te rennen en te vragen om onmiddellijke hulp. Alsjeblieft de hulp van een Brencarrier. Dat sterke rupsvoertuig kon mij wel uit de penarie helpen dacht ik. Een gewone truck zou zeker in het zandstrand vastlopen.

Gisteren heb ik m'n waterwagen naar Batoeradja gebracht, hij heeft een grote beurt nodig. De terugreis deed ik gezellig per stoomtrein.