Een dag voor onze overplaatsing naar Sugihwaras zijn wij door onze tijdelijke gastheren ingedeeld bij het wachtlopen. De plaatselijke commandant heeft dit zo bevolen In een kamer achter het wachtlokaal is de M.I.D. gevestigd, de Militaire Inlichtingen Dienst. De afdeling Tandjung wordt geleid door een sergeant. Vannacht tijdens een pauze vroeg de sergeant mij om het verhoor van een peloppor bij te wonen. In de M.I.D. kamer staat nauwelijks meubilair, een paar stoelen en een tafel. Op de tafel staat een hel brandende benzinegaslamp. De lamp geeft het zelfde geruststellende suizende geluid als de lamp bij mijn vader in de roef van zijn beurtschip.
De peloppor, een terrorist, is een man van 30 jaar, schat ik. Leeftijd schatten is moeilijk, die inlanders lijken ook zo op elkaar. ( dat vinden zij trouwens ook van ons) De man was blootsvoets, zat gehurkt (jongkok) en zijn duimen waren met een dun koord tegen elkaar aangesnoerd. In zijn vaalwitte overhemd zaten slijtplekken en zijn slobberige lange zwarte broek was vuil. De sergeant kreeg tijdens het verhoor niet de juiste antwoorden denk ik en ik kon het gesprek - in het maleis - maar matig volgen. Plotseling gaf de sergeant de man een harde slag in het gezicht. De inlander zei niets, kreunde niet en keek de sergeant onbewogen aan. Ik vond dit gênant, hier wil ik niet bij horen en ik wilde weg en toch bleef ik. Met eenkoude blik in zijn ogen bond de sergeant de twee kabels van de veldtelefoon om de grote tenen van de gevangene.
In alle rust zwengelde de sergeant de slinger van de veldtelefoon een paar keer in het rond en de arme gevangene kreeg enorme stroomstoten door zijn lichaam. Niet levensgevaarlijk , de elektrische stroom heeft maar een gering ampère sterkte. Toch is het eenkwelling. Ik schraapte mijn keel en ik vroeg de sergeant naar het nut van zijn 'verhoor'. "Luistert goed knul" hoonde de sergeant " als ik alles uit deze moordenaar kan persen gaan ermisschien een paar jongens meer levend terug naar Holland". "Oh" zei ik. "Wat doe ik hier" dacht ik. Maar op een of andere manier was ik verlamd, gebiologeerd door dit onwaarschijnlijke gebeuren. De sergeant beval de gevangene op te staan en liet hem onmiddellijk weer hurken maar nu met een bezemsteel in zijn knieholten De inlander leedgruwelijke pijn en kermde, het zweet liep met stralen van zijn voorhoofd. Ik voelde mijmisselijk worden en liep naar buiten. Ik schaamde mij dat ik het niet voor die arme bliksemopnam. Is dit nou een moordenaar en een rampokker? Heeft hij echt dode Hollandse jongensop zijn geweten? Heeft dit soort verhoren wel zin. Is er geen intelligentere manier? Als de tegenpartij mij zo zou martelen zou ik onmiddellijk alles bekennen, ook de dingen die ik nog niet heb gedaan.
Het 'geruststellende' suizende geluid van een benzinelamp klinkt mij, sinds vandaag, iets anders in de oren.