"Het kind uit de dessa" - Soldaat G. Café |
Met de Higgins patrouilleboot B 039 van het KNIL zakten wij bij zonsopgang de Moesirivier af, 90 kilometer stroomafwaarts. Met dit snelle, goed bewapende schip verliep de reis zeer voorspoedig. Veel vlotter dan gisteren met ons troepenschip Zuiderkruis stroomopwaarts naar Palembang! Het werd snel drukkend warm en het was windstil, het bruine Moesiwater spiegelde onder de genadeloze zon. Ver achter ons kon je zien hoe de hoge hekgolven van ons schip zich oplosten in het overhangend groen langs de oever. Wij werden omringd door een ondoordringbaar moerasoerwoud. Geen teken van leven, wel duizend kleuren groen en stilte. Een doodse stilte, slechts onderbroken door het geluid van de zacht ronkende dieselmotor en het slaapverwekkende geruis van de boeggolven. Zwijgend en rokend namen wij deze nieuwe wereld in ons op. Het was wel geen Rijnreisje, maar toch genoot ik intens van dit avontuur. Onder de dektent tegen de felle zon en met de veldfles gevuld met koude thee, leek het toch nog een beetje op vacantie. De wereld was van ons en wij dachten even niet aan onze onzekere toekomst.
Maar plotseling, wie zien wij daar? Onze prauw van gisteren! Geen gebalde vuistjes deze keer? Dat komt door het type schip waar men mee vaart, denk ik. Na zeven uur varen doemde de armzalige kampong Soeng Sang weer op. Bamboehutjes op palen en met een dakbedekking van palmbladen en de enige dorpsstraat bestond uit een eindeloos lange steiger. Het loopvlak van deze steiger bestond uit gekloofde palmstammetjes die met de bolle kant naar boven lagen, met rotan waren ze aan de onderbalken vastgebonden. Alleen de tangsi (kazerne), die was van echt hout gemaakt. De grootste loods was voor het voetvolk bestemd. Rechts daarvan stond het 'witte huis'. Onze pelotonscommandant vaandrig van Daalen vond daarin zijn onderkomen. Aan de voorkant van de tangsi was een lange steiger gebouwd, lang genoeg om bij laagwater onze patrouilleboten te kunnen opvangen. Rechts van de steiger lag het wrak van een Japanse landingsboot. Het geraamte lag in de modder juist op de vloedlijn. Vanuit de verte leek het op het geraamte van een reuze walvis. Een macaber schouwspel.
Terwijl wij onze uitrusting uit het scheepsruim haalden en de steiger beklommen, werden wij luidruchtig welkom geheten door de enige Hollander in Soeng Sang, KNIL korporaal Henk Peet uit Hillegom... Henk Peet (31-1-1915) was in 1938 bij het KNIL in dienst getreden. Hij overleefde de Jappeninval in 1942 en ook de dodenspoorweg in Birma kon hem niet klein krijgen. Na de Japanse capitulatie in 1945 herrees het KNIL uit zijn as en werd onmiddellijk weer ingezet. Verlof of achterstallig soldij? 80.000 Nederlandse burgers zaten nog vast in Jappenkampen. Onder hen ook velen KNIL vrouwen en kinderen. Na de Japanse overgave was een machtsvacuüm onstaan. Terroristen en Islamitische moordenaars zagen hun kans schoon en duizenden onschuldige vrouwen en kinderen werden alsnog door deze vrijheidsstrijders afgeslacht. De gruwelijke “Bersiap” periode was begonnen. Maar de gemotiveerde Gadja -Merah (rode olifant)` bataljons van het KNIL deden er iets aan. Op hardhandige wijze werden de opgehitste pemoeda’s tot orde geroepen en een gewapende ‘orde en vrede’ werd afgedwongen.
Henk Peet werd na deze guerrilla onze mentor, hij maakte ons bitwijs en zorgde ervoor dat wij niet in zeven sloten tegelijk liepen. Dank zij de wijze lessen van het KNIL hebben, denk ik, velen Hollandse dienstplichtigen de jungle overleefd.Je eerste rijstmaaltijd, de eerste keer op wacht; je eerste nacht onder de klamboe. Een vreemde nieuwe wereld kwam op mij af en over 10 maanden mag ik pas weer naar huis! Hoe hou je dit uit? En acclimatiseren wat is dat, hoe doe je dat?
Na zijn taak als instructeur ging Henk met verlof, voor het eerst na 10 jaar. Hij trouwde een mooie Indische vrouw, de weduwe van een KNIL kameraad die het Jappenkamp in Birma niet had overleefd. Henk vertrok met haar naar de bollenstreek en zij leefden nog lang en gelukkig. Hoop ik.