Het KNIL detachement is vertrokken. Onze Hollandse en Ambonese instructeurs zijn overgeplaatst naar Batavia. Zij vieren daar hun welverdiend verlof en van ons wordt verwacht dat wij ons nu zelf kunnen redden. De grote tangsi is gedeeltelijk ontruimd en wij mogen onze bamboehut inruilen voor een plaatsje in een echte kazerne. Wat een weelde, houten vloeren, houten wanden en een echt dakpannendak. Het is hier bijna huiselijk. Af en toe een rat over de vloer en hagedisjes tegen het plafond. Deze hagedisjes zijn onschuldige beestjes en lopen met behulp van hun zuignapjes als vliegen tegen het plafond alwaar zij dan ook op vliegen jagen. Soms falen tijdens de jacht de zuignappen waardoor zij soms op tafel of in je bord met nasi goreng vallen. De ganse dag roepen zij ‘tji-tjak’, gemakshalve is hun naam dan ook Tji-Tjak.
Het middag uur heeft geslagen en de hitte is zinderend. De droge moesson is begonnen. Diegene die niets omhanden hebben gaan een paar uur siësta vieren. Zonder klamboe. De gruwelijke muskieten komen pas na zonsondergang hun terreur uitoefenen. Binnen vijf minuten nadat ik op m’n veldbed was neergestreken geraakte ik al buiten kennis en zakte weg in een droomloze slaap. Na een uurtje werd ik ruw wakker geschud en ik zie het bezorgde gezicht van vaandrig Van Daalen boven mij. “Hoe gaat het met jou?” vraagt hij met een wit vertrokken gezicht. Nog half wezenloos stamel ik “goed Vaandrig, prima, dank u”. Er komen ook een paar van mijn vrienden om mijn bed heenstaan. Een knaap ligt zelfs op zijn knieën een gluurt onder mijn bed. Terwijl ik stomverbaasd opsta slepen de jongens mijn tempat en m’n granaatrekken weg. “Kijk Vaandrig” zei een van de boys trots “hier is de kogel door de wand gegaan”. “Kogel?” dacht ik en inderdaad er zat een kogelgat.
En de splinters in de houten wand wezen allemaal naar mijn kant! Er was een ongelukje gebeurd. Korporaal Cor Zwiers, een rustige kerel uit Opperdoes en anders dan zijn naam doet vermoeden een rechtschapen en godvruchtig man, probeerde een Lee-Enfield te herstellen. Het geweer was van een van zijn jongens en het haperde af en toe. Cor haalde de trekker over, maar had geen vermoeden dat er nog een patroon in de kamer was achtergebleven.
Het schot ging af en de kogel ging dwars door de drie centimeter dikke houten wand waarachter ik lag te slapen. De kogel vloog daarna door m’n opgestapelde granaatrekken. Een van de brisantgranaten liep daarbij een flinke deuk op. Twee centimeter lager geschoten en alle granaten zouden in een kettingreactie geëxplodeerd zijn. De gevolgen zouden verschrikkelijk geweest zijn en ik zou aan de hemelpoort niet kunnen uitleggen wat er gebeurd was.
De kogel ging daarna pal onder mijn rug door, je kon je hand er niet tussenhouden. Vervolgens vernielde de kogel de draaggreep van m’n plunjezak en de inmiddels vervormde kogel eindigde in m’n linker gymschoen.
Van de gebeurtenis is geen rapport opgemaakt en Van Daalen verzocht ons allen het voorval niet aan de grote klok te hangen. Cor moest wel 14 dagen als straf naar het lichtschip. Jammer voor Cor dat deze ‘straf’ nooit is voltrokken. Ik vond het ook jammer dat juist een serieus man als hij zo’n bizar ongeluk moest overkomen.
Het voorval maakte diepe indruk op ons en nooit eerder was ik zo dicht bij ijzeren Hein. Er moet vast een beschermengel over mij gewaakt hebben. Vreemd genoeg ben ik overmoedig geworden en ik denk dat mij niets meer kan gebeuren. Ik twijfel niet meer aan de goede afloop van het Indië avontuur. Ik heb geluk gehad, want het was vandaag ook nog Hemelvaartsdag.