Ik wist niet of ik sliep of dagdroomde maar tijdens mijn siësta hoorde ik een vliegtuigmotor. Voor het eerst sinds ruim een jaar hoorde ik weer het geluid van een vliegtuig. Verward rende ik naar buiten en zag een Piper Cub met pruttelende motor rondfladderen boven onze airstrip, onze mini startbaan. Een moment later kwakte de vliegmachine als een vermoeide eend neer op het bruin verschroeide grasveld. Met de tankinhoud van de hoogdekker, bleek later, kon je hooguit nog een sigarettenaansteker vullen. Slechts gekleed in sportbroek sprong ik in de gloeiend hete waterwagen en reed zo snel mogelijk naar het vliegtuig. Sergeant Jan Warmerdam ging ook mee, staande op de treeplank, vastgeklampt aan de cabine. Hij moest wel, in de cabine was geen plaats voor hem, op de passagiersstoel lagen de vier 20liter kaakjesblikken die ik gebruikte om de waterwagen te laten vullen. Eenmaal op ons 'vliegveld' aangekomen was ik als eerste bij het kleine wereldwonder en ik rook de geur van de gloeiende motor, van het warme aluminium en van de met groen geverfd linnen bespannen vleugels. Een luitenant-waarnemer van het KNIL klom uit de kleine cockpit en vroeg aan mij "Waar kan ik tanken beste kerel?" Even was ik sprakeloos, zijn uniform had ik nooit eerder gezien, en hij sprak mij aan alsof ik een mens was inplaats van een afgetobde waterchauffeur. Het kwam mij voor dat deze man van een andere planeet kwam.
Onwillekeurig dacht ik terug aan mei 1945. Vier jaar geleden, pal na de bevrijding, grote werkloosheid. Mijn vader en ik waren blij dat wij samen op Schiphol werk konden krijgen. Helpen de startbanen herstellen. Op 13 december 1943 was Schiphol definitief door Amerikaanse bommenwerpers uitgeschakeld. De Luftwaffe heeft daarna, vanaf onze nationale luchthaven, nooit meer één start kunnen maken. Het vliegveld leek sindsdien wel op een maanlandschap, duizenden kraters. Maar eind mei 1945, na weken hard werken kon het eerste geallieerde vliegtuig alweer landen. Een Piper Cub. Ik was de eerste die hem aanraakte en ik was enorm onder de indruk. Een echt vliegtuig van dichtbij te mogen zien en de geur van de motor en het aluminium te kunnen opsnuiven. Vandaag, vier jaar later, voelde ik hier op het startbaantje van Marta Pura weer dezelfde emotie als die ik destijds op het vernielde Schiphol ook had.
Het was alsof Wim Stoutjesdijk, onze MTOO, wist dat de Piper Cub droog stond. Met zijn Weapon Carrier beladen met jerrycans benzine scheurde hij ook al naar ons vliegveld. Ik dacht nog "straks ramt hij de Piper Cub". Dit zou de luchtwaardigheid van deze veredelde postduif niet ten goede komen. Behalve benzine had de luitenant-vlieger ook plakspullen voor binnenbanden nodig, de staart en het staartvlak van het tweepersoons verkenningsvliegtuigje waren namelijk doorzeefd met kogelgaten. De luitenant had zojuist een 'bombardement' op Kota-Way, een broeinest van terroristen, uitgevoerd. Hij deed dit met behulp van Mills handgranaten. Deze handgranaten ontploffen, nadat de veiligheidspin er uit is getrokken, precies na 4 seconden. Alleen door heel laag te vliegen, pal boven de boomtoppen, zou dan zo'n handgranaat op de grond exploderen. Het eigenlijke doel van het laag vliegen was het vuur van de vijand uitlokken die daarmee dan zijn positie verraadde.
Voor de artillerie was het dan niet moeilijk om met goed gericht vuur de TNI benden te vernietigen. Een nadeel was dat het fragiele vliegtuigje wel zeer gevoelig was voor allerlei handvuurwapens. Het laagvliegen ontaardde dan meestal in een bizarre eendenjacht op de Piper Cub. Het kistje haalde met zijn 65 pk motor slechts 100 kilometer per uur. Maar de luitenant had een oplossing, een idee dat op Java al enige tijd in zwang was. Hij bond voortaan een paar vijftig meter lange touwen aan de cockpit, het andere eind van het touw knoopte hij aan het oog van de veiligheidspin van de handgranaat. Pas na een vrije val van vijftig meter werd de pin dan uit de granaat getrokken. Op deze manier zou hij tijdens een bombardement vijftig meter hoger kunnen vliegen hetgeen zijn overlevingskansen beduidend zou vergroten.