"Het kind uit de dessa" - Soldaat G. Café


Simandjuntank 2

De 19e eeuw liep naar haar einde. Terwijl in de 'beschaafde' wereld wetenschap en techniek met sprongen vooruit gingen waren in het verre oosten nog vele witte plekken op de landkaart te vinden. Geheimzinnige volkeren, onbekend nog, wachtten op hun ontdekking. Een van deze volkeren waren de Batakkers. Deze in zes stammen verdeelde Batakkers bewoonden het woeste bergland rond het Tobameer. De stammen leefden echter, al eeuwen lang, min of meer in onmin met elkaar. Het leven van hen werd beheerst door heidense rituelen zoals mensenoffers en kannibalisme. Redenen te over om zendelingen naar dat gebied te sturen. Missionarissen kwamen niet in aanmerking; de Katholieke kerk was door een koloniale verdelingsovereenkomst uitgesloten van missiewerk in de Bataklanden. De Protestanten hadden hierdoor vrij spel, dacht men, doch zo simpel was het niet.

De eerste zendelingen waren Engelse Baptisten, slechts een paar jaar waren zij in Batakland actief. Toen verschenen in 1834 twee Amerikanen, Lyman en Munsen in het voor Christenen braak liggende gebied. De beiden uit Boston afkomstige zendelingen waren vast besloten de Batakkers even te bekeren. Met hulp van dragers, een tolk en een door het gouvernement beschikbaar gestelde politieman trok men het nog onbekende binnenland in.

 

Landkaarten van het gebied waren niet aanwezig, zij bestonden nog niet. Toch wist men van het bestaan van een groot geheimzinnig meer, het Tobameer, een gigantische vulkaankrater die gevuld is met zoet water. Tijdens hun tocht door de Silundungvallei, in de kampong Si-sakkak, werd het gezelschap overvallen. Lyman en Munsen werden met speren gedood en opgegeten terwijl hun begeleiders kans zagen te vluchten. Het bekeren van de heidense Batakkers nam pas een aanvang in 1864. De Duitser Nommensen van de Rijnse zending was de eerste zendeling die succes boekte met het verspreiden van het Christendom, althans de Protestantse uitleg ervan. Nommensen, 'de apostel der Bataks', heeft het overleefd. Hij was een van de weinige zendelingen die oud werd en thuis in bed is gestorven, hij werd 84 jaar. Het aantal zendelingen dat door de Batakkers is opgegeten is betrekkelijk klein. Onbekende ziektes eisten wel een veelvoud aan slachtoffers en gevaarlijke situaties kwamen bijna dagelijks voor. De dappere Evangelisten rekenden echter op 'God's voorzienigheid', helaas werkte die niet altijd naar hun verwachtingen.