"Het kind uit de dessa" - Soldaat G. Café |
Alles wat mis kon gaan ging mis. De patrouille van korporaal Jonker werd niets bespaard. De gebeurtenissen voltrokken zich met het dominosteeneffect. Het ene ging verkeerd door het andere. De patrouille geraakte al snel de te volgen koers kwijt; door de hoge waterstand was kaartlezen onmogelijk. Vanuit Talang Wiande hadden de jongens twee gidsen meegenomen teneinde hen naar de Komering te brengen. Daar aangekomen werden de gidsen bedankt en naar huis gestuurd. In een kampong aan de Komering werd de prauw van een zekere Toemboeh Gelar Mankoe Igama gecharterd waarna zij de Komering zijn overgestoken. De zeven jongens waren intussen volkomen verdwaald. Via de weg wilde men trachten een kampong te vinden. De dichts bijzijnde was volgens inlichtingen Soekaradja. De twee prauwschippers werden meegenomen om hen de weg te wijzen. In de duisternis en door de verschrikkelijke regenval wist een van de prauwenvoerders te ontsnappen. Besloten werd om in Soekaradja in het huis van de voormalige Poengawa te overnachten. Kort hierop werd het huis door een bende van 16 man onder commando van S.M.I. Hanafi met vuurwapens aangevallen. De patrouille gaf zwaar tegenvuur en leed geen verliezen doch de eigenaar van de prauw, Toemboeh Gelar, kreeg in de duisternis een buikschot. Na een half uur gruwelijk lijden stierf de brave borst door toedoen van zijn eigen landgenoten.
De veelgeplaagde patrouille had zich daarna in het bos teruggetrokken. Onder de meest ellendige omstandigheden - het water viel nog steeds met bakken uit de hemel - was men door de duistere jungle, met vallen en opstaan, richting Tjampang Tiga gestrompeld. Voor de hongerige en vermoeide jongens was het een verschrikkelijke nacht. Zij hadden nu al twee dagen nauwelijks gegeten of geslapen.
Op 17 december werden zij nabij de kampong door een bende van 200 Lasjkars onder commando van Pa Effendi Basjah opgewacht en beschoten. Bij het vuurgevecht dat onstond werden 3 Lasjkaren gedood waarna de bende vluchtte. De patrouille had weer geen schram opgelopen doch de voortdurende schietpartijen en de lange Bren-en Stengun-salvo's hadden wel de munitievoorraad bijna uitgeput. De zeven jongens weken daarna uit in de richting van Talang Sendjagon, even ten zuiden van Tjampang Tiga. Daar aangekomen werden zij door een bende van 300 man onder commando van H.S.Simandjuntak omsingeld. Hierbij werd geen schot gelost. Na verloop van ongeveer een uur stuurde Simandjuntak een driemans delegatie met een witte vlag naar de patrouille. Zij hadden een briefje bij zich voor korporaal Jonker. In perfect Nederlands stelde Simandjuntak hierin de vraag "Wat willen de Nederlanders doen nu zij omsingeld zijn?" De dodelijkvermoeide en uitgehongerde jongens zagen het hopeloze van hun situatie in en hadden maar een antwoord; "Overgeven". Ongeveer een uur later arriveerden de drie boodschappers met de zeven jongens per prauw in de kampong. Zes van de zeven jongens werden daarna door krio Sjamsoeddin uitgenodigd voor een maaltijd. Een van de jongens bleef achter bij de wapens in de prauw. Hij werd bewaakt door vijf rampokkers onder commando van Liberty Simandjuntak. (De jongere broer van H.S.Simandjuntak) Tegenover het huis van de krio stond een pondok, een dorpshuis. Op het erf voor de pondok waren reeds tafels geplaatst.
Op de tafels stonden vruchten voor de jongens uitgestald en zij werden ook op koffie onthaald. Na de koffie nodigde Sjamsoedin de jongens uit om in de pondok aan tafel te gaan, er stond een heerlijke rijsttafel voor hen klaar. Simandjuntak onderhield zich, heel amicaal in het Nederlands, met de zes man en hij zag kans de jongens zodanig gerust te stellen dat zij ook hun wacht in de prauw bij de wapens overhaalde om mee te genieten van de rijke dis. De jongens waren zo oververmoeid en uitgehongerd dat zij nauwelijks beseften dat zij op een geraffineerde manier door Simandjuntak om de tuin geleid en ingepakt werden. Deze slimme Batakker was dan ook regisseur van het 'warme' welkom en de rijsttafel met de bedoeling de jongens te gerust te stellen en hen te ontwapenen.