"Het kind uit de dessa" - Soldaat G. Café |
Terwijl de jongens - na dagen honger lijden - eindelijk een warm ontvangst en een heerlijke maaltijd kregen werden hun wapens uit de prauw gestolen. Liberty Simandjuntak had de leiding bij deze actie. Na de maaltijd werden de jongens één voor één naar buiten geroepen en onder bedreiging van hun eigen wapens werden zij door o.a. TNI sergeant-majoor Hassan bin Sang Ratie geblinddoekt en met de handen op de rug geboeid.
Onder leiding van de TNI ging de stoet op weg naar Kankoeng. De bevolking die steeds getuige van het drama was geweest mocht nu niet verder meer meelopen. In Kankoeng op de passar aangekomen werd de zeven jongens enige rust gegund en er werd ook nog wat gegeten en gedronken. Tegen het vallen van de avond werden de geboeide en geblinddoekte jongens op de passar door Simandjuntak en zijn broer Liberty plotseling aangevallen. In een orgie van geweld werden de zeven weerloze jongens door het tweetal met speren en messen afgeslacht.
Om het ritueel te vervolmaken werden bij sommige nog bewegende jongens met klewangs armen en benen afgehakt. Een van de jongens werd onthoofd. Het honderden jaren oude sadisme van de Batakkers was in ere hersteld.
Drie van de jongens werden in de kali gegooid. Hun verminkte lijken werden enkele dagen later bij Goenoeng Batoe uit het water gevist. De overige vier werden begraven langs de oever van de Komering. Hun graven zijn ondanks speurtochten nimmer gevonden.
In de Nederlandse (linkse) pers werd geen woord besteed aan de wreedheden van de TNI benden. Voor communisten met hun ‘Waarheid’ was dit normaal, zij immers likten Soekarno’s hielen. Van de socialisten was het onbegrijpelijk. Zij wilden de kolonie op een koopje terugpakken maar de jongens die de kastanjes uit het vuur mochten halen werden tijdens hun inschepingsverlof, bij voorbaat al, tot oorlogsmisdadiger bestempeld.