“Het kind uit de dessa” - Soldaat G. Caf�

Verhalen
M.T en M.T.O  Baturadja 16 april 1949
A-  A+

Gabriël Café

Het is goed weer eens bij het chauffeurspeloton te kunnen zijn. Ik vind tijdelijk onderdak op de kamer van Jan Lipman en Rinus de Rooy. Ook zie ik motorordonans Jan van Ardennen en m'n vriend Co Teuling weer eens terug. Co heeft sinds kort de beschikking over een las-jeep, een gloednieuwe Willys jeep waarin een lasagregaat is gemonteerd. Aan ons zwaar gehavend wagenpark is veel laswerk te doen en Co kan zich weer in zijn ambacht uitleven. De Willys jeep is met collectes onder de Hollandse burgerij bijeen gesprokkeld. Even triest als beschamend voor het kabinet in den Haag dat wij op deze wijze aan ons materieel moeten komen.

Luitenant D.W.Chr. Olij is onze M.T.O. - Motor Transport Officier - hij is de baas van het chauffeurspeloton. Zijn wat merkwaardige bijnaam is 'Pikkie Olij'. Vraag mij niet waarom. Enkele maanden geleden kreeg ik boksles van Piet, een Rotterdamse artillerist van de 6e afd: Artillerie K.L. Zijn platgeslagen neus en zijn bloemkooloren deden vermoeden dat hij een echt goede bokser moest zijn en hij gaf ook boksles. Toen ik na een paar lessen met m'n eerste blauwe oog op het chauffeursappèl stond kon luitenant Olij niet nalaten mij te vragen hoe dit was gekomen. Na mijn uitleg sprak de luit smalend "Zal ik dat andere oog ook even dichtrammen?" Ik glimlachte slechts, de luitenant was wel klein van gestalte - hij reikte tot mijn schouders - maar daarmee kan je je vergissen. "Onderschat nooit kleine mannen" zei mijn vader altijd . "Kleine mannen, grote jannen" zei mijn kameraad Gerrit weleens.

 

Vanmorgen stond ik weer in de houding voor luitenant Olij. Deze keer echter om een bruikleenovereenkomst voor de Chevrolet 3/4 tonner nr. 155030 te tekenen. De luitenant is vandaag bijna hartelijk en ondanks zijn korte achternaam en zijn korte gestalte gaat er toch iets krijgshaftigs van hem uit. Ik vind hem een kordaat en punctueel officier en hij probeert zo 'model' mogelijk te zijn. Onze pelotonscommandanten op de buitenposten lopen al geruime tijd in dezelfde vodden rond als hun jongens, maar in het garnizoenstadje Baturadja heerst nog bijna de zelfde tucht als destijds in Amersfoort. Luitenant Olij loopt, ondanks voorschriften, desondanks in een korte broek en de mouwen opgerold, maar hij is zijn 'Cane' trouw gebleven. (Spreek uit 'keen', het met bruin leder beklede officiersstokje) Parmantig zit het stokje - geheel volgens de strenge voorschriften - altijd onder zijn linkeroksel geklemd. Het geeft hem iets martiaals. Ik heb een vage angst dat hij mij in plaats van het beloofde blauwe oog, mij wel eens een mep met de Cane zou willen geven.

Na het zetten van mijn handtekening ben ik verantwoordelijk voor alle schade en brokken die je in dit malle land maar kan tegen komen. De nood bij het chauffeurspeloton was kennelijk hoog, ik werd voor deze enkele dag nog ingezet als chauffeur voor de verzorging van de stafcompagnie. Maar dat interesseert mij even niet, ik ben blij met mijn Chevroletje en voorlopig ben ik verlost van wacht en patrouillelopen. M'n dag kon trouwens toch al niet meer stuk, want vanavond treden in de cantine "De Zingende Zusjes" op. Twee mooie meiden rechtstreeks uit Holland. En al hadden zij gezongen als piepende kraaien, van mij mogen zij voorgoed in Baturadja blijven.