Zuid-Sumatra 1947. Zich T.N.I. noemende terreurbenden zwierven rond in het gebied tussen de grote kali's Ogan en Komering. De benden bestonden voornamelijk uit Moslims en tientallen gedeserteerde Jappen. Het meest gevreesd was echter de bende van de Simandjuntak's.
Typisch Moslim methoden, dachten wij, als er weer weerloze burgers tijdens nachtelijke acties van de TNI de keel was afgesneden. Later werd het duidelijk dat twee Christen- Batakkers, de gebroeders Simandjuntak, ook voor menige slachtpartij verantwoordelijk waren. Dagelijks patrouilleerden de slecht uitgeruste Hollandse jongens in-en rond de gevaarlijke en ongezonde moerassen op zoek naar deze benden, met opdracht ze te vernietigen. Zo ook op de 15e december 1947.
Toen vertrokken korporaal Jonker en zes manschappen uit het detachement Moeara Koeang voor een tweedaagse patrouille. Per 3/4 tonner werden zij naar Kasah gebracht. Vandaar ging het te voet langs de hoofdweg tot Koeang-anjar. De opdracht was om aldaar aangekomen met een prauw de kali Ogan over te steken en daarna te overnachten in Talang Nilang. De volgende dag zouden zij aldaar een ontmoeting hebben met hun pelotons commandant, de luitenant Hijlo. Deze zou met een acht man sterke sectie langs de kali Air Taroem naar Talang Nilang opmarcheren om daarna gezamenlijk naar het detachement in Moeara Koeang terug te lopen. De patrouille onder leiding van hun luitenant kon echter Talang Nilang niet bereiken. De natte moesson woedde in alle hevigheid en het gebied rond de talang was onbegaanbaar. Aan stafkaarten (coördinatiepunten) had je niets; door de regenval en overstromingen was het gebied onherkenbaar veranderd, van sommige bruggen stak alleen de bovenrand van de leuning nog boven water. De afspraak was; indien de beide patrouilles elkaar op de tweede dag niet zouden ontmoeten, iedere patrouille voor zich huiswaarts zou keren. Radiocontact was onmogelijk, radio en walkie-talkies bestonden wel en zij waren ook wel te koop, zelfs bij Loe Lap, maar in den Haag vond men dit maar nodeloze geldverspilling. Wel hadden de jongens vijf geweren uit 1914, een Bren en een Stengun uit de tweede wereldoorlog en acht Mills handgranaten bij zich. De korporaal beschikte bovendien ook over een kompas èn van kaartblad 52, maar als het gebied een grote watervlakte is geworden.
Toen contact met de groep van korporaal Jonker niet mogelijk bleek keerden luitenant Hijlo en zijn jongens onverrichter zake terug naar het detachement Moeara Koeang. Die zelfde avond wachtte men echter tevergeefs op de zeven jongens. De volgende dag, op 17 december, werd men zeer ongerust en er werden opsporingen verricht in de richting van Talang Nilang, tevergeefs. In de middag van die zelfde dag arriveerden al 70 man van het 7e Regiment Stoottroepen onder leiding van een kapitein. Deze ervaren jungle soldaten begonnen op 18 december het gebied tussen de kali's Ogan en de Komering intensief en systematisch af te zoeken. Ook een Piper Cub van het KNIL, afkomstig van het vliegveld Talang Betoetoe, werd in nauwe samenwerking met hen ingezet bij het speurwerk. Van de zeven jongens was echter geen spoor te vinden
Na drie dagen speurwerk in de moerassen werden de Stoottroepen, zonder resultaat te kunnen boeken, teruggetrokken op het detachement van Moeara Koeang. De pelotonscommandant van de zeven jongens was inmiddels ook met een meerdaagse patrouille gestart om de route die de vermiste jongens hadden moeten lopen te onderzoeken. Op 21 december verzond de commandant van de opsporingspatrouille een bericht met zijn enige communicatiemiddel, de koerier.
De tekst luidde:
"Ben aan de kali Air Djagala geweest; verder gaan onmogelijk daar geen prauw aanwezig en zwemmen niet mogelijk. Daarna aan de kali Komering geen enkele prauw te vinden, ook niet na hinderlaag. Bevolking blijft volhouden dat de vermiste patrouille de Komering is overgestoken in een toevalling aanwezige prauw".