Bijna een jaar lang was het alsof de Simandjuntak’s en hun trawanten van de aardbodem waren verdwenen. Het laatste nieuws van de gebroeders werd vernomen in februari 1948. Toen gaven Harris.S.Simandjuntak en Liberty Simandjuntak een toneelvoorstelling in de sandiwaran (toneelzaal) van Tandjung Karang. Met razzia’s in de kampongs zorgden zij voor voldoende publiek. Op het met olielampen verlichte toneel speelden de beide praalhanzen de strijd in het Ogan-Komering gebied na. Met onverstaanbare primitieve keelklanken en overdreven gebaren werd ook de heldhaftige moord op de zeven jongens nagespeeld.
1948 verliep naar Sumatraanse begrippen verder vrij rustig. Wel werden er Sumatranen vermoord en kampongs geplunderd. Maar dit waren onderlinge twisten. In deze tussentijd had 5-8 R.I. zich in de omgeving van het Semendoplateau genesteld. Onze sector heette heel toepasselijk "Zeeland". Ons bataljon hield zich dagelijks bezig met zware patrouillegang en orde handhaving. Dit laatste bleek slechts schijn: de Hollandse orde overdag maakte s'nachts plaats voor Soekarno’s ‘nieuwe orde’. In januari 1949 namen de bendenactiviteiten weer angstaanjagend toe.
Uiteindelijk zou dit leiden tot de tweede Politionele Actie, een ander woord voor de ergste guerrilla die men zich kan voorstellen. Onze M.I.D, onze eigen inlichtingendienst had berichten binnen gekregen dat ook Simandjuntak weer op het oorlogspad was
Voor ons bataljon begon de actie tijd met de operatie "Stier". Bij deze actie werd Moeara Doea door onze Ondersteuningscompagnie bevrijd. De branden, gesticht door de TNI, waren spoedig geblust en de geplande massamoord op de Chinese bevolking kon door ons worden voorkomen. Wel had de TNI op het laatste moment alle toko's gerampokt. Groot gebrek aan voedsel en kleding voor de bevolking was het trieste gevolg. Kritiek werd het echter toen de TNI het stadje omsingelde. Een dreigende hongersnood werd voorkomen door onze luchtmacht. Met Dakota's werden voedsel en munitie gedropt.
Op 18 februari, bij een tegenaanval van de TNI, sneuvelde onze brenschutter Johan Versteeg.
Op 13 januari kon een patrouille van de Derde Compagnie uit Sugih Waras in Belandang vijf leden van de doessoen politie bevrijden. Een terreurbende stond op het punt het vijftal te onthoofden. Elke dag gebeurden er schokkende dingen. Toch was er een gevoel van gewenning. We leerden leven met de dagelijkse wreedheden van onze tegenstanders.
Tot 27 februari 1949, toen sloeg het noodlot toe. Op die dag werden weer zeven jongens door Simandjuntak afgemaakt. Een achtste werd vermist, van hem is nooit meer iets vernomen.
Nu waren het onze eigen jongens, allen behorende tot 5-8 R.I., die in de dodelijke val van Simandjuntak liepen. De nacht en de ochtend tevoren had Simandjuntak al razzia's in de kampongs gehouden. Alle weerbare mannen werden opgepakt en gedwongen schuttersputten te graven en boomversperringen te maken. Wie tegenspartelde werd de keel afgesneden en wie aan de dwangarbeid trachtte te ontsnappen werd in de rug geschoten.