Het kannibalisme van de Batakkers was eigenlijk een vorm van doodstraf. Deze stond op overspel met de vrouw van een Radja, op meineed en op landverraad. Deze drie overtredingen werden met de dood bestraft, met speren werd het slachtoffer gedood en daarna opgegeten. Veel erger nog was de straf voor een vijand die in de buurt van de kampong met wapens in de hand werd aangetroffen. Nadat hij door de kampongbewoners was gevangen genomen en de handen op de rug geboeid waren, werd hij buiten de kampong, rechtopstaand, aan een paal gebonden. Vuren werden ontstoken en het plaatselijke krontjongorkestje zorgde voor de muzikale omlijsting. Alle mannen namen in een halve-cirkel plaats rond de vastgebonden vijand. Ook vrouwen en kinderen moesten aan het feest deelnemen. De kepala kampong, het dorpshoofd, sprak zijn mensen toe en legde hen uit dat de gevangene een schurk is en verdient dat hij wordt opgegeten. Met zijn toespraak hitste hij zijn onderdanen op tegen de geboeide en geblinddoekte vijand. De mannen geraakte in de ban van hun voorman en schreeuwden om wraak. De vrouwen bleven niet achter, zij geraakten hysterisch en ook zij eisten de dood van de vermeende misdadiger.
Het dorpshoofd aarzelde niet langer, trok zijn mes en sneed een plak vlees van de onderarm van de vastgebonden man. Terwijl het slachtoffer brulde van pijn en het orkestje wat harder ging spelen, stak de kepala kampong het vlees aan een speer en roosterde het in het vuur. Triomfantelijk liet hij het half gare stuk mensenvlees aan iedereen zien en at het met smaak op.
Dit was het sein voor de mannen om ook hun deel van het levende slachtoffer af te snijden. De doodsstrijd van de gewonde duurde ongeveer een kwartier, na acht of tien minuten geraakte de arme ziel bewusteloos en vijf minuten later stierf hij. Nergens ter aarde bestaat een dergelijke gruwelijke doodstraf. Het is meer dan waarschijnlijk dat Simandjuntaks opa aan deze orgiën heeft deelgenomen en het is niet ondenkbaar dat Simandjuntaks vader zich als kind ook te goed heeft gedaan aan een stukje mensenvlees
In 1946 werd opa's kleinkind H.S.Simandjuntak ingelijfd bij het KNIL. Hij werd spandrie - soldaat eerste klas - en zijn functie was mitrailleurschutter. Hij sprak perfect Nederlands, geleerd bij de zending en hij was christen. Maar als je dat dunne laagje protestantse vernis wegkrabde dan vond je weer een Batakker zoals zij al eeuwen lang waren, bloeddorstig. De moordlust zat nu eenmaal van vader op zoon in de genen. Na een jaar liep hij, zoals zovelen van zijn landgenoten, over naar de TNI. Hij werd al snel vaandrig en kreeg een grote groep terroristen onder zijn commando. In zijn groep bevonden zich ook enkele gedeserteerde Jappen. Deze Nippon soldaten voelden niets voor een retourtje Japan en wilden liever de roof en moordpraktijken van het voormalige Jappenleger voortzetten. Voor Simandjuntak hadden zij echter geen voorbeeldfunctie, hij had meer talenten dan een Jap kon bevroeden.