Tien dagen leven wij alweer op de Albatros. De dagen kruipen voorbij en ondanks honger en dorst verlangen wij niet naar Soeng-Sang. Ons dagelijks menu is simpel. Rijst met gekookte wormen en torren, zuur brood met gebakken torren en wormen. Wij walgen en lijden honger.In het lauwe stinkende water aan boord leven ook al vreemde kronkeldiertjes. Het water is zelfs voor het baden onbruikbaar. Gelukkig zijn er gemoedelijke tankerbemanningen die ons vaak van eten, sigaretten en bier voorzien. Verraderlijk Australisch bier met een hoog octaan gehalte en zeer ingrijpend op de lege maag. Het verblijf aan boord is bijna paradijselijk, ware het niet dat Buziau en ik worden geteisterd door tropenzweren. In de medicijnkist aan boord van de Albatros zijn geen medicijnen te vinden, slechts zeer oud verband en wat jodium. Het enige probate middel tegen tropenzweren is Ichtiolzalf, een naar teer stinkende zwarte trekzalf, maar dat hebben we even niet in voorraad. Ik laat een radiobericht verzenden naar Nes met het verzoek om per kerende tanker Ichtiolzalf mee te geven. Nes is de codenaam voor Soengei Gerong. Slim hè van die padvinders in het hoofdkwartier, zo snapt Soekarno er lekker niks van. Er kwamen 8 á 9 tankers van uit Soegei Grong langs, en wat hadden zij voor ons? Bier, maar geen zalf. Ik maak mij vreselijk kwaad en in overleg met de jongens besluit ik naar Soengei-Gerong bij Palembang te liften. Daar zit de staf van onze compagnie en die helpen ons vast wel.
Vroeg in de ochtend - de opkomende bloedrode zon weerspiegelt zich al in het helderblauwe water van Straat Banka - stap ik aan boord van ons loods bootje. Na een halve mijl varen arriveren wij bij de Ovula. Samen met de loods ga ik aan boord en vraag aan de gezagvoerder om een lift. Terwijl ik aan boord stap kom ik in een nieuwe onbekende wereld terecht. Een nieuw en schoon schip met een echt draaiende motor,een echte douche en een heus toilet.
De bemanning doet net alsof ik een mens ben in plaats van een soldaat. De eerste stuurman schenkt mij een paar burgerschoenen. M'n Leusderhei kistjes waren verlept en m'n linker gymschoen was door een kogel beschadigd. Men nodigt mij uit in de officiersmess, waar ik voor het eerst sinds 4 maanden weer een echte maaltijd krijg voorgeschoteld. Na afloop van het di'ner schenkt de Kapitein mij een paar sloffen Philip Morris. Ik knijp mijzelf in de arm, ik denk dat ik droom maar ik wil eigenlijk niet wakker worden. Het verschil tussen koopvaardij en landmachtofficieren is mij nu wel duidelijk. Tegen de avond wordt de Ovula afgemeerd bij de olieterminal van de Stanvac in Soengei-Gerong.
Het afscheid van het schip en zijn bemanning valt mij zwaar. Dwalend over de kaden van de olieoverslagplaats ga ik op zoek naar mijn compagniecommandant kapitein Davidson. Uiteindelijk vind ik hem in de sociëteit van de Stanvac, een Amerikaanse oliemaatschappij. Ik vertel de kapitein het doel van m'n bezoek en Davidson ontsteekt spontaan in woede. "Hoe durf jij je post te verlaten" beet hij mij toe "en je ziet er niet uit kerel". Dat laatste klopte wel, ik had sinds Holland geen kapper meer gezien. Het haar hing op m'n schouders en m'n rimboe kleding was verschoten en verfomfaaid. M'n Lee-Enfield hing op zijn kop aan m'n schouder (dit moest van m'n KNIL mentor in verband met de regen). Alleen mijn mooie bruine burgerschoenen, die waren zelfs mooier dan die van de kapitein! Davidson geraakte steeds meer opgewonden en schold mij de huid vol. Zijn Amerikaanse vriendinnen, allen met een glas champagne in de fraai gemanicuurde handen, lachten wat besmuikt en vonden de situatie kennelijk gênant. Ik voelde mij intens vernederd en beefde van drift. Ik voelde een diepe haat in mij opkomen en ik werd misselijk van woede. Ik overwoog om zijn arrogante kop er af te schieten, ongeacht de gevolgen. Onze S.M.A., een tactvol mens, zag mij tobben en greep gelukkig op tijd in en wist mij met een zacht lijntje af te voeren. De volgende morgen zette hij mij aan boord van de tanker Aletta, zonder voedsel maar wel met Ichtiolzalf. De reis naar de Albatros verliep dankzij de Moesistroom in de rug heel vlot. Philip Morris, Ichtiol en ik kregen een roerend welkom op het lichtschip.